Wanneer Paulus in Rome in de gevangenis zit en denkt dat hij binnenkort als martelaar zal sterven, stuurt hij zijn medewerker Timoteüs een bemoedigende brief.
2 Timoteüs 2:3-6 (HSV)
Als werker in het Koninkrijk van God kan het soms heel moeilijk zijn. Dat moet Timoteüs als een goed soldaat aanvaarden. Maar Paulus bemoedigt hem met drie voorbeelden.
Paulus vergelijkt een werker van God eerst met een soldaat. Wie dient, wordt onderhouden en van eten, drinken en een slaapplaats voorzien. Het gaat zelfs zover dat hij zich er helemaal geen zorgen over hoeft te maken.
Timoteüs hoeft niet verwikkeld te zijn in die bijzaken. We mogen werken voor ons levensonderhoud, maar we hoeven niet bezorgd te zijn voor de dag van morgen. We mogen ons als werkers van God volledig concentreren op onze hoofdtaak, namelijk Hem behagen Die ons in Zijn dienst heeft genomen.
De werker van God wordt ook vergeleken met iemand die aan een wedstrijd deelneemt. Daar zijn spelregels voor. In dit geval is het gehoorzaamheid aan God en aan de opdracht die ontvangen is. Een andere spelregel is dat we moeten vertrouwen op Hem Die ons roept (zie 1 Tessalonicenzen 5:24).
Na de wedstrijd ligt een overwinningskrans klaar (zie bijvoorbeeld 2 Timoteüs 4:8). Dit heeft ook te maken met de kroon des levens (eeuwig leven), zoals we kunnen lezen in Jakobus 1:12. Zie ook de prachtige bemoedigingen in Openbaring 2:10 en 3:11.
De laatste vergelijking betreft een boer. Behalve dat God tijdens het werk voor Zijn werkers zorgt, is er ook voldoende voor na de arbeid. Ook de Here Jezus zei al, dat verkondigers van het Evangelie recht hebben op onderhoud (Matteüs 10:10 - de arbeider is zijn voedsel waard).
Het gaat hier niet om beloning, maar om de eerste levensbehoeften. God zorgt voor Zijn kinderen, wanneer die in gehoorzaamheid in Zijn dienst staan. Zo mogen we Hem vertrouwen en zorgeloos dienen, terwijl onze ogen heerlijk op Hem gericht zijn.