Wie een volgeling van Jezus Christus wil zijn, zal zich anders moeten gedragen dan mensen die een ander of zichzelf volgen.
Matteüs 5:23-27 (NBV)
Je vijanden haten is er niet meer bij. Dat mag niet. Wat moeten we dan doen met mensen die ons onrecht aandoen? De Here Jezus zegt hier in vers 44 dat we onze vijanden moeten liefhebben en zelfs voor ze mogen bidden.
Dit is moeilijk, en soms onmogelijk. En toch maakt God het mogelijk, omdat de liefde van God Zelf in onze harten is uitgegoten, door de Heilige Geest (zie Romeinen 5:5). Deze liefde is niet in kleine porties aan ons gegeven, maar werkelijk uitgegoten. We hoeven er alleen maar gebruik van te maken.
Mensen liefhebben die ons niet liefhebben, dat is een typisch kenmerk van de kinderen van God. Jezus Christus zei (in Johannes 13:35) dat onze liefde, die we onder elkaar hebben, al het kenmerk is van Zijn volgelingen. Een stapje verder is, dat we ook anderen liefhebben. Met de liefde die zichzelf niet zoekt. Gods liefde.
In vers 46 en 47 streept de Heer aan dat, als we alleen mensen liefhebben die ons liefhebben, wij niet anders zijn dan tollenaars, zondaars en heidenen. Wij zijn anders (zie 2 Korintiërs 5:17). Niet omdat wij zo speciaal zijn, of trots kunnen zijn op een goede beslissing, maar omdat we van God zijn.
Wie zijn leven overgegeven heeft aan Jezus Christus, is het eigendom van God geworden. Je bent anders en wordt nog steeds door Hem veranderd. We mogen meer op Jezus Christus lijken en, net als Hij, een stapje meer doen.