God dienen kost ons wat. God aanbidden en Hem geven wat Hem toekomt is ook niet altijd makkelijk. Toch vindt God het niet goed als we er te gemakkelijk mee omgaan, of de kantjes ervan aflopen.
Maleachi 1:13-14 (NBV)
Als het dienen en het prijzen van God ons teveel moeite kost, is dat voor God een belediging. Hij heeft immers alles voor ons overgehad en Zijn eigen Zoon voor ons gegeven, zodat wij een relatie met God kunnen hebben. Zijn offer, waardoor wij Hem kunnen naderen en leren kennen, is zo groot, dat het ongepast is daar onverschillig mee om te gaan.
Als we denken aan het offer dat God heeft gebracht, hoeveel mag onze dienst en onze aanbidding voor Hem ons dan kosten?
Iedereen die wist dat hij een gaaf mannelijk dier moest offeren, maar in plaats daarvan een ziek of verminkt dier aan God gaf, maakte een grote fout. Als we ons werk voor God in Zijn gemeente maar half doen, of er met onze gedachten niet bij zijn wanneer we Hem aanbidden, zegt God, de grote Koning, dat Hij dit niet kan aanvaarden.
Er is maar één gepast antwoord op Gods onvoorwaardelijke liefde, namelijk dat wij ons ook helemaal aan Hem overgeven. Er zijn geen alternatieven.
Israël moet tot zijn schande te horen krijgen dat de volken om hen heen wél respect hebben voor God. Vlak voor dit stukje vergelijkt God de volken met Israël (lees het erg bekende vers in Maleachi 1:11). Daarbij staan ze er niet mooi op.
God verlangt van ons dat we eerlijk zijn, ontzag hebben voor Zijn Naam, en Hem de eer geven die Hem als Koning der koningen toekomt. Is dat teveel gevraagd?