Wie als Christenen met elkaar willen omgaan zijn leden van hetzelfde lichaam. Daarom spreken we waarheid met elkaar, en geen leugen. Ook blijven we niet boos op elkaar. Dat zou onze vijand, de boze, alleen maar tegen ons kunnen gebruiken.
Efeziërs 4:25-27 (NBV)
In dit Bijbelgedeelte wordt verteld waarom we niet zouden moeten liegen.
Mensen die bij elkaar horen liegen niet tegen elkaar. Die moeten op elkaar kunnen vertrouwen. Ze hebben als het goed is hetzelfde doel. Ze zijn van elkaar afhankelijk. We zijn elkaars ledematen.
De waarheid tegen elkaar spreken gaat niet vanzelf. Daarvoor moet bewust de keus gemaakt worden om de leugen af te leggen. Vaste gewoontes om voor onszelf op te komen, onszelf beter voor te doen dan we zijn, onszelf te beschermen, ergens beter van te worden, die moeten allemaal worden afgelegd. Waarheid zoekt niet zichzelf maar de ander.
Daarom blijft het niet bij eerlijkheid bij elkaar. Het is een houding, een instelling, van ons naar iedereen.
Iedereen wordt wel eens boos. In vers 26 staat ook niet dat we niet boos mogen worden. Wanneer worden we boos? Misschien omdat er gelogen is. Hoewel, we hadden de leugen afgelegd. Soms worden we boos wanneer we de waarheid horen, want soms doet de waarheid pijn. Om dat toe te geven vraagt om eerlijkheid.
Het is dan belangrijk wat we met die boosheid doen. Die boosheid mag niet bedoeld zijn om op onze eigen rechten te staan of om ons gelijk te krijgen. Boosheid moet zo snel mogelijk worden opgelost. We mogen de zon er niet over laten ondergaan. Dat betekent dat we het binnen een dag, liefst binnen een paar uur moeten oplossen.
Wie liegt, tegen een vriend of tegen een vreemde, nodigt de duivel uit dichtbij te komen, want hij is de vader van de leugen (Johannes 8:44). Wie boos is en dat niet oplost geeft de duivel een kans, zegt vers 27. De duivel krijgt de kans ons allerlei andere zonden te laten plegen die een gevolg zijn van die boosheid. Daarom moeten we de duivel geen kans geven.
Spreek waarheid en blijf niet lang boos. Eerlijk duurt het langst.