De Bijbel roept ons op om gastvrij te zijn voor mensen die reizen omwille van het Evangelie. Het is beter dat zij bij Christenen onderdak vinden dan dat ze wat van niet-Christenen moeten aannemen.
3 Johannes 1:5-8 (NBV)
Johannes schrijft aan zijn vriend Gajus een brief en waardeert zijn trouw. Gajus doet van alles voor Christenen die hij niet kent.
Of je een ander nu kent of niet, wanneer je een Christen tegenkomt en als zodanig herkent, dan weet je dat hij of zij een kind is van God. Dan heb je dezelfde Vader in de hemel. Die kun je tot zegen zijn. In deze wereld, die harder en onverschilliger wordt, zullen we elkaar steeds vaker en steeds meer nodig hebben. Daarom is het goed om ons best te doen iets voor elkaar te betekenen.
Dit is nog meer waar, wanneer deze broer of zus op weg is of op weg gaat omwille van de Naam van Jezus. Onze tekst roept ons op om deze mensen te helpen.
In deze paar verzen staan meerdere manieren waarop we kunnen meehelpen wanneer iemand voor het Evangelie op reis gaat. We kunnen hen liefde tonen (vers 6). We kunnen hen tegemoetkomen in hun reiskosten, hun levensonderhoud, hun bedieningskosten (ook vers 6). We kunnen gastvrij zijn (maaltijden of onderdak bieden) wanneer ze in de buurt zijn (vers 8). Er zijn geen grenzen aan wat we voor hen kunnen betekenen (zie "alles" in vers 5).
Het kan hier gaan om mensen die bijvoorbeeld zendingswerk doen, of met een auto vol spullen naar een arm land in Europa reizen. Misschien kunnen we ook denken aan evangelisatie in onze eigen gemeente. Dan gaat het bijvoorbeeld om literatuur, zoals flyers waarin het evangelie wordt uitgelegd en Bijbels die uitgedeeld kunnen worden.
Door zo mee te helpen werken we mee aan de verkondiging van de waarheid, het Evangelie, staat er in vers 8. Wie zelf niet onderweg kan zijn omwille van de Naam, kan toch meewerken aan de verkondiging van dat geweldige Evangelie, dat mensenlevens zo diepgaand verandert.