De Bijbel is gewoon een boek, van papier, met zwarte inkt bedrukt en soms in een leren kaft gebonden. Christenen zijn niet geneigd om de Bijbel te vereren of aanbidden. Ook wordt Gods Woord niet verheven of geprezen.
2 Tessalonicenzen 3:1 (NBV)
Het evangelistenteam Paulus, Silvanus en Timoteüs schrijft een brief vanaf de plaats waar ze mensen over het Goede Nieuws ertellen. Ze vragen om gebed voor het werk. Ze zouden graag zien dat Gods woord zich snel verspreidt en dat het geprezen wordt, net als bij de lezers van deze brief het geval was, toen zij het hoorden. Snelle verspreiding is nodig omdat mensen zonder het Evangelie verloren gaan.
Het vraagt om open oren en open harten bij de toehoorders. Het vraagt ook om werkers, die mee gaan om het woord te helpen vertellen (vergelijk Matteüs 9:37-38). Bidt mee om snelle verspreiding van Gods Woord wereldwijd, zoals Paulus ons oproept, en voor mensen die uitgaan om te ertellen, zoals Jezus Zelf van ons vraagt.
We weten dat Jezus Christus het Levende Woord is (vergelijk 1 Johannes 1:1). Hij is ook het woord dat Mens is geworden (Johannes 1:1) en als zodanig mag het Woord worden geprezen. Andere vertalingen zeggen hier, in 2 Tessalonicenzen 3:1, dat het woord wordt geëerd, wordt nagevolgd, gehoorzaamd.
Behalve dat het belangrijk is dat het Evangelie snel wordt verspreid, is het minstens even belangrijk dat het wordt nagevolgd. Op die manier zal het woord van God vrucht dragen en zullen mensen het eeuwige leven ontvangen