Struikelen doen we allemaal. Soms is het - door de omstandigheden - bijna niet mogelijk om dan zonder hulp weer op te staan. Als we onze ogen op God gericht houden, helpt Hij ons weer overeind.
14 De HERE schraagt allen die vallen,
Hij richt alle gebogenen op.
15 Aller ogen wachten op U,
en Gij geeft hun te zijner tijd hun spijze;
16 Gij doet uw hand open
en verzadigt met welbehagen al wat leeft
Psalm 145:14-16 (NBG)
We zien hier dat God draagt en opricht en voedt. Dat doet Hij voor wie op Hem wachten.
God ondersteunt allen die vallen. Wanneer we struikelen omdat we iets niet hadden voorzien, omdat we in een val lopen, of soms zelfs omdat we dom zijn geweest, dan ondersteunt God ons.
Zijn we gebogen door zorgen of door verdriet, door ziekte of door de ontdekking dat we zo beperkt zijn, dan wil God ons oprichten. Het geknakte riet verbreekt Hij niet (zie Psalm 42:3).
Onze ogen zijn op God gericht. We wachten op Hem. Beter gezegd: Wij verwachten het van Hem. In Psalm 104:27 staat: "Zij allen wachten op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd".
Dit is hetzelfde als wat de Here Jezus ons leert in het Onze Vader, dat wij Hem vragen om ons dagelijks brood (zie Matteüs 6:11).
In vers 16 staat dat God ons draagt, opricht en voedt met welbehagen. Hij heeft er plezier in. De NBV-vertaling zegt dat God gul is. God is zó genadig, dat "Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen" (Matteüs 5:45).
Wanneer we struikelen, gebukt gaan, voeding nodig hebben - eigenlijk voor alles wat we nodig hebben - mogen we zien op God en het van Hem verwachten.