In onze samenleving is het belangrijk dat je wat kunt. Op een feestje vraag je aan een vreemde al snel: Wat doe je? Wat nog belangrijker is dan kunnen, is kennen. Wie ken je? Met wie heb je een relatie? Zo is het ook in het Koninkrijk van God.
Matteüs 7:21-23 (HSV)
De mensen over wie het hier gaat, staan op de oordeelsdag voor Gods troon. Ze noemen op wat ze allemaal hebben gedaan voor God.
Op die dag, dat deze mensen voor de troon van God komen te staan, zullen velen tegen Jezus Christus zeggen: Here, we hebben in Uw Naam allemaal goede dingen gedaan. Voor U. Hoe bitter zal het dan zijn als de Heer zou moeten antwoorden: Ja, maar Ik ken u niet.
Het is blijkbaar mogelijk om voor God te werken en geestelijke dingen voor Hem doen, zonder een relatie met Jezus Christus te hebben.
God wil dat wij een relatie hebben met Jezus Christus. Dat we Hem kennen. Dit kun je lezen in 1 Korintiërs 1:9. Hij wil dat deze relatie wederzijds is. Daarom zegt 1 Korintiërs 8:3: "Maar als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend."
Vers 21 is interessant. Daar staat dat we de wil van de Vader moeten doen, om het Koninkrijk der hemelen binnen te kunnen gaan. Moeten we dan toch iets doen? Is de relatie niet voldoende? Jawel, dat is voldoende. We ontvangen het eeuwige leven op basis van genade, door ons geloof in Jezus Christus (zie Efeziërs 2:8). Wat we daarna doen is als de vruchten van een boom (zie Matteüs 7:19-20). Daaraan zal te zien zijn of we voortaan leven voor Hem, Die ons gered heeft, of voor onszelf of voor de wereld (vergelijk dit met de werken van wetteloosheid uit vers 23).
God wil geen religie maar relatie. Religie heeft namelijk niet te maken met het kennen van de Here Jezus. Relatie wel. Laten we groeien in het kennen van onze Heer, en dan de vrucht dragen die daarbij hoort.