Wie Jezus Christus wil volgen, krijgt de opdracht om op weg te gaan en vrucht te dragen. Thuis blijven zitten mag dus niet.
Johannes 15:16 (NBV)
De Here Jezus zegt hier tegen Zijn discipelen dat Hij ze heeft uitgekozen. In de verzen hiervoor heeft Hij ze Zijn vrienden genoemd. Nu krijgen ze de opdracht om op weg te gaan en vrucht te dragen. Niet zomaar vrucht, maar blijvende vrucht.
Blijvende vrucht dragen betekent dat we die dingen doen, waar God Zelf voor eeuwig positieve gevolgen aan verbindt.
Om vrucht te dragen moeten we op weg gaan. In onze stoel zitten afwachten tot er iets gebeurt is dus geen optie. Het vraagt om een actieve houding. Het roept op om bezig te zijn. Niet bezig om onze redding te bewerken, want die hebben we door genade al van onze Redder ontvangen. Het is bezig zijn om, in gehoorzaamheid aan onze Redder, met Hem samen te werken aan de bouw van Zijn Koninkrijk.
Op weg gaan kan zijn dat we thuis op onze knieën gaan en bidden voor de oogst van mensen. Of het betekent dat we naar een ver land reizen en een nieuwe taal leren om daar mensen te vertellen over Jezus Christus. En zo bereid God oneindig veel wegen voor Zijn kinderen voor, opdat wij daarin zouden wandelen (vergelijk Efeziërs 2:10).
Het is niet mogelijk om uit onszelf vrucht te dragen. Misschien kunnen we tijdelijke dingen voortbrengen, maar dingen doen die voor eeuwig positieve gevolgen hebben, dat kunnen we alleen in samenwerking met de Schepper van hemel en aarde. Daarom zegt de Heer erbij: Wat je de Vader in Mijn Naam vraagt, zal Hij je geven.
Wat een voorrecht, als discipelen van Jezus Christus, de Vader te vragen om werk dat past bij Zijn eeuwige voornemens. Hij wil onze gebeden, die horen bij dat vrucht dragen, dan zo verhoren, dat er voor altijd zegen uit voortvloeit!