Christenen zijn mensen die op aarde leven met hun blik op de hemel. In de hemel is hun Verlosser en hun geborgenheid. Uit de hemel verwachten ze hun Heer.
Kolossenzen 3:1-4 (NBV)
We zijn met Christus begraven en ook weer opgestaan, zoals we ook in Romeinen 6:4 kunnen lezen. Toen wij, hier op aarde, besloten om Jezus Christus te vertrouwen als onze Verlosser en Hem te volgen, is er in de hemel iets gebeurd. We zijn verhuisd vanuit de duisternis naar het Koninkrijk van Jezus Christus. Dat is een geestelijke, een hemelse waarheid.
Deze nieuwe start, de wedergeboorte, heeft van ons hemelburgers gemaakt.
We worden in vers 1 opgeroepen om te streven naar wat boven is. Wie streeft naar rijkdom en erkenning van mensen mist het belangrijkste. Wie Gods liefde en vergeving kent hoeft niet te streven naar Gods erkenning. We mogen er dan naar gaan streven meer en meer op Jezus Christus te mogen gaan lijken.
Laten we ons inzetten om te gaan denken en handelen zoals de Here Jezus het ons heeft voorgedaan. Laten we onze aandacht daarom steeds meer richten op wat boven is (zegt vers 2), op geestelijke zaken, op Jezus Christus Zelf (vergelijk Hebreeën 12:2).
In vers 3 wordt duidelijk uitgelegd waarom we onze aandacht van aardse dingen moeten verschuiven naar hemelse dingen. We leven nog wel hier op aarde, maar zijn (geestelijk) gestorven. Ons leven hoeft niet meer te draaien om aardse goederen. We hoeven daar niet meer op te vertrouwen. Ons leven is immers met Jezus Christus geborgen in God.
Omdat ons leven met Christus in God is, mogen we Hem in alles vertrouwen en onze ogen op Hem richten.
Op een dag komt Jezus Christus terug, zoals ons beloofd is (Handelingen 1:11). Wij zullen dan met Hem verschijnen, in luister. We zullen bij Hem horen. Hij is immers ons leven.
We richten onze ogen op Hem, omdat er op aarde niets meer is dat Hem overtreft, zodat we daardoor op Hem gaan lijken en we straks in heerlijkheid met Hem mogen verschijnen.