Groeien heeft te maken met ons leven met God. Hem beter leren kennen, meer onze gaven gebruiken, dieper in Hem geworteld zijn en een groter vertrouwen en geloof.
Bloeien heeft te maken met vruchtdragen tot eer van God. Wanneer dragen we vrucht?
Psalm 1:3 (NBV)
De man die zich niet bezig houdt met spotters en geen advies aanneemt van mensen die God bewust terzijde schuiven (zie vers 1), is volgens deze Psalm een man die vrucht draagt.
Die vrucht draagt hij op zijn tijd, staat er. Er zijn in de natuur vroegbloeiers. Die staan bijvoorbeeld in het bos en dragen vrucht voordat het bladerdek alle zonnestralen weghouden. Er zijn ook laatbloeiers, wiens vrucht veel tijd nodig heeft om tot rijping te komen.
Wij mogen vrucht dragen op Gods tijd. Hij weet wanneer de droogte komt in ons leven, of een donkere periode. Hij weet ook hoe lang iets moet groeien voordat het als vrucht naar buiten komt.
Deze mens moet wel geplant zijn aan stromend water. Wanneer gedronken wordt van dit levende water, kan ook leven worden voortgebracht.
In Johannes 15 vertelt de Here Jezus dat Hij de Ware Wijnstok is. Wij zijn de ranken. Wanneer we aan Hem verbonden blijven, zullen de levenssappen van de wijnstok ook door ons heen stromen. Wie vrucht wil dragen dient dicht bij de Heer Jezus te blijven.
In sommige vertalingen staat in dit vers dat alles wat hij doet zal lukken. De NBV zegt hier heel mooi dat alles wat hij doet tot bloei komt. Dat is net even iets anders. Dat het zou lukken kan bij ons de indruk wekken dat we succes zouden hebben. Dat het precies zo gaat zoals wij denken dat het goed is.
Tot bloei komen heeft echter niets meer met ons te maken. Wanneer ons werk tot bloei komt, is dat omdat we het voor Hem mogen doen, zodat de Vader alle eer zal krijgen (vergelijke Johannes 15:8). De eerste woorden van deze psalm (gelukkig de man of vrouw) zijn waar, wanneer God geëerd wordt door ons werk, terwijl we verbonden zijn met Christus en drinken van het levende water.