Christenen zijn er over de hele wereld. Ook al komen we uit verschillende landen, spreken we verschillende talen en hebben we onze eigen gewoonten, we zijn één kudde.
Johannes 10:14-16 (NBV)
In deze passage noemt Jezus Zichzelf de Goede Herder. Hij is de leider en behoeder van Zijn volgelingen. Hij zegt daarbij dat Hij Zijn schapen kent. De schapen kennen Hem ook. Deze relatie, van het elkaar kennen, gaat heel ver. Zoals God de Vader, in de hemel, Jezus Zijn Zoon kent, en andersom, zo kennen de schapen de Herder, en andersom.
Kennen wij de Herder? Dan weten we dat Hij Zijn leven voor ons gegeven heeft. Beter kan Hij Zijn liefde niet aan ons laten zien.
De Heer sprak tegen de Joden. Hij vertelde hen dat er nog meer schapen waren, behalve die van het volk Israël. Er blijkt nog een schaapskooi te zijn! Dat moet een verrassing geweest zijn voor de Joden, die weten dat ze het uitverkoren volk van God waren.
Jezus Christus is over die andere schapen, uit die andere schaapskooi, ook hoeder. Die andere schapen zijn alle niet-Joden in heel de wereld, die hun vertrouwen stellen in Jezus Christus als hun Heer. Daarom is ook aan hen het Evangelie verkondigd, zodat iedereen in deze wereld de kans zou krijgen om door de Jood Jezus, de Zoon van God, behouden te worden (Handelingen 26:20).
Het is vanaf het begin de bedoeling geweest om beide kuddes, van de Joodse schaapskooi en van de niet-Joodse schaapskooi, samen te brengen. Er zal maar één kudde zijn. Want er is maar één Herder. Er is maar één Naam gegeven op de aarde, door Wie we behouden kunnen worden (Handelingen 4:16).
Wanneer we weten dat de Herder Jezus Christus Zijn schapen bij elkaar gebracht heeft, kunnen we elkaar accepteren en samen naar Zijn stem luisteren.