In dit vijfde en zesde voorbeeld, waarmee Jezus Christus het Koninkrijk van de hemel uitlegt, spreekt Hij over onze eigen verantwoordelijkheid. Wat hebben we er voor over?
Matteüs 13:44-46 (NBV)
Het Koninkrijk van de hemel wordt hier vergeleken met een verborgen schat en een waardevolle parel. Wie hem vindt heeft er alles voor over hem te krijgen.
Deel mogen hebben aan het Koninkrijk, dat God vanuit de hemel bestuurt, is onbeschrijfelijk kostbaar. Dat is iets wat ontdekt moet worden. Er moet naar gegraven worden, naar gezocht worden.
Zodra we doorhebben hoe kostbaar het is wat God ons geven wil, zullen we worden als de mannen in dit Bijbelgedeelte. Dan hebben we er alles voor over om het te ontvangen.
De Bijbel leert ons dat we het eeuwig leven niet kunnen verdienen of kopen met goede werken, met geld of met een godsdienstig leven. Toch wordt hier gesproken over mensen die de akker kopen en de parel kopen.
God vraagt niet ons geld of onze inzet, maar Hij wil dat we ons hele leven geven. Alles wat we hebben. Om deel te mogen hebben aan het Koninkrijk moeten we loslaten wat we zelf gepresteerd hebben, wat we zelf denken dat goed is, en ons omkeren naar Zijn wegen. We mogen zien op wat Hij gepresteerd heeft toen Zijn Zoon voor onze zonden stierf aan het kruis. We mogen voortaan Zijn weg bewandelen. Dit noemt de Bijbel bekering. Gods antwoord op onze bekering is eeuwig leven bij Hem. Dat is de schat en de parel.